Blog mei - Impro-flow?
Zondag 4 mei 2014Impro-flow?
Improviseren gaat over het zoeken naar vrijheid binnen vaststaande kaders. Het lijkt een interessante tegenstelling: improviseren gaat aan de ene kant over vrijheid, creativiteit, los zijn in je hoofd, alles mag. Aan de andere kant, zijn er een aantal wetmatigheden in het improviseren, die er voor zorgen dat je een goed verhaal kunt bouwen, een goeie spanningsboog weet vast te houden of een leuke grap kan maken.
Zomaar wat doen, werkt niet, zoals menig improvisator elke voorstelling opnieuw ontdekt. Maar wat zijn nu die wetmatigheden, waarbinnen je op zoek gaat naar de ultieme vrijheid? Improviseren kun je immers leren, zo schijnt het. Een van die wetmatigheden is het proces van het improviseren. Dat verloopt volgens een bepaald schema: het IMPRO-flowschema. Elk onderdeel van het schema, is gekoppeld aan specifieke vaardigheden. Door te kijken naar het flowschema, kun je goed inzichtelijk maken, wanneer je wel of niet in de juiste impro-flow zit. En dus waar de eventuele blokkades en persoonlijke werkpunten liggen. Daarmee kun je je aandacht richten op de vaardigheden die ervoor nodig zijn, om dat onderdeel verder te ontwikkelen. Voor de een zal dat inhouden dat er meer aan expressie gewerkt moet worden, voor de ander meer aan samenwerken. Maar om een goeie IMPRO-flow te krijgen, zullen alle onderdelen van het schema in gelijke mate, getraind moeten worden.
Per onderdeel worden een aantal vaardigheden genoemd, maar natuurlijk zijn er een aantal die voor meerdere onderdelen belangrijk zijn. Of een aantal die niet genoemd zijn, maar die wel bij dat onderdeel horen. In feite zijn de hoeveelheid vaardigheden die je traint met improviseren erg groot, Het is immers naast een speltechniek, vooral een levenskunst. Het is en blijft de leukste manier om aan jezelf te werken.
De cirkel begint met:
Waarnemen: je medespeler zet een locatie op, zegt een tekst, staart verdrietig het publiek in. Je kijkt, hoort en ervaart. Dus gaat het om leren luisteren, soms oordeelloos kijken of soms juist wel gekleurd vanuit het personage wat je speelt, je bent je bewust van je lichaam en wat je daarmee ervaart, ook van je gevoelens en gedachten op het moment van waarnemen, oogcontact, in het hier en nu zijn, focus, etc. Dat zijn allemaal vaardigheden die je traint rondom waarnemen.
Accepteren: wat je ook waarneemt, het belangrijkste van improviseren is dat alles wat je waarneemt er mag zijn. Het echte accepteren gaat er om, dat je de impulsen van de ander, net zo accepteert als de impulsen van jezelf. Je angsten, het gerommel in je hoofd, je grootheidswaanzin, je overlevingsmechanismen, etc. Dus train je het bewustzijn over wat je in je lichaam en hoofd ervaart, het verschil tussen blokkeren en accepteren, de 'Ja - en'-houding, de constructieve 'Nee', openheid, accepteren van fouten maken, ondersteunen van een ander, bewust zijn van de relatie met je medespeler, etc.
Mogelijkheden: wanneer je accepteert wat je hebt waargenomen, ga je kijken naar wat de mogelijkheden zijn om hier op te reageren. Hierbij wordt er vooral een appel gedaan op vaardigheden als: creativiteit, associatievermogen, fantasie, flexdenken, positiviteit, in de breedte denken, werken met status, verhaaltechniek, etc.
Kiezen: wanneer je een aantal mogelijkheden ziet als mogelijke reactie, dan is de volgende stap: het maken van een keuze. Veel improscenes lopen niet omdat mensen verstrikt raken in de mogelijkheden die er zijn. Nog meer ideeen komen langs, maar meestal helpt het maken van een keuze, de een scene al verder. In de training raakt dat aan onderwerpen als: verhaaltechniek, risico durven nemen, intuitie ontwikkelen over het pakken van het moment, emotioneel switchen, je laten raken, finding the game, break the routine, etc.
Actie Na het maken van een keuze, moet je dat omzetten in een actie. Het gaat immers om ‘acteren’. Er moet gespeeld en gehandeld worden. Dit onderdeel van het flowschema gaat over vaardigheden zoals mimevaardigheden, personages neerzetten, emotionele expressie, presence, verstaanbaarheid, lef hebben om een actie neer te zetten, ruimtegebruik, kunnen focussen, etc.